Ik was net klaar met schrijven voor deze nieuwsbrief.
Een ode aan de herfst. Alleen was deze ode per ongeluk ook een een afkraaksel geworden van de zomer. Hoe ik er wel klaar mee ben. Hoe mijn zomerknopje uit is en ik klaar ben voor de herfst.
Maar toen ik mijn laptop dichtklapte, voelde ik me toch schuldig. 'Ik doe de zomer tekort', dacht ik. Dus vlák voor de valreep, zet ik de zomer nog even in het zonnetje.
Ik neem je mee in mijn hoofd. Een hoofd met ogen die alles zien. Vies koelkast rubber. Een bijna uit te knijpen puistje op de kin van de caissière. De stopwoordjes van mijn leidinggevende die me vraagt of ik wel luister. Ja. Ik verafschuw mijn brein vaak. Voor het feit dat ik de wereld niet zie als een kloppende puzzel, maar als duizend kleine puzzelstukjes die ik 1 voor 1 mijn aandacht vragen.
Maar als kunstenaar. Als kunstenaar is dit mijn geheime wapen. Nog één keer de zomer aanbidden. Aan de hand van mijn analoge foto's. De wereld bekeken door mijn ogen.
Op een zomerse namiddag bevond ik me in een bos in Arnhem. Ik was niet alleen. Mijn neefje van drie liep mee. Ik zie hem minder vaak dan ik zou willen, dus op het moment dat ik verantwoordelijk was voor zijn leven was het afwachten of ik nog een beetje natuurlijk overwicht bezat. Het ging aardig goed. Tot hij plots links afsloeg. Hij liep een veld in en bleef maar lopen. Mijn hart verzakte een klein beetje. Dit was de plek die ik zojuist wilde fotograferen. De rust, het licht op de planten. En mijn neefje ging erin liggen. For real. Hij lag als een diertje in het hoge gras alsof ook hij voelde, dit is een fijne plek.
Na het bos reed ik naar huis. Ik zag een luchtballon. De eerste die ik ooit zag was als kind. Ik was 5. De zomeravond viel langzaam en we zaten in de trein met mijn oma. Logeren. Ik zag een zee aan luchtballonnen. Ik had heimwee. Nu al. Maar tegelijkertijd was het mooi. Zo mooi. De kleuren die langzaam in elkaar over vloeide. De ballonnen zwevend in de lucht als kogelvisjes onder water. En nu reed ik zelf. En ik kon het niet laten een foto te maken van mijn jeugdsentiment. Ik weet het. Gevaarlijk. Gevaarlijke kunstenaar.
Na die avond duurde het niet lang meer. Mijn werk was voorbij en we konden gaan rijden. Zuid-Frankrijk. De heenreis was een hel. Iets met een veerboot en storm. Dat was de introductie voor mijn haat-liefde verhouding met de zee. Ik ben er doodsbang voor. Niet weten wat er onder me zwemt. De diepte. De kou. En toch. Het trekt me aan als een vogel die weet hij naar toe moet trekken. Ik kom altijd weer uit bij de zee.
De zomer roept altijd iets in me op. Een gevoel dat dit misschien de laatste gaat zijn. Ik weet niet wat het is. Maar het maakt dat ik snak. Snak naar de zee alsof ik zuurstof tekort heb. Ik wil het grijpen. De zon. De zee en al haar glinsteringen. De oneindigheid van de vergezichten. Het geeft me ruimte in mijn hoofd. En als ik zou kunnen wensen wat de hemel was. Dan zou het deze foto zijn.
Ik houd van je. Zomer. Dankjewel voor je mooie maanden. Augustus is nog maar net voorbij. Maar de herfst in mij, is allang begonnen.
X
Comments